MENU

Where the world comes to study the Bible

Niet mijn wil, maar de Uwe geschiede!

Related Media

Translated Michael Luyckx.

Mijn wil kan vreselijke dingen doen

Ik hou ervan deel te nemen aan de buitenschoolse activiteiten van mijn kinderen. Ik haast me om te zien hoe ze leren en groeien, en om ze aan te moedigen - Mijn favoriete tijdverdrijf. Ik kijk toe hoe ze zwemmen, hockey spelen, paardrijden, gevechtsport beoefenen, enzovoort. Ik heb vier kinderen, dus heel was activiteiten om te bewonderen. En het is prettig.

Onlangs ging ik op bezoek bij mijn zoons gevechtsport groep en zette me neer dicht bij de actie. Ik keek toe hoe hij een reeks nieuwe blokkeringstechnieken, trappen en bewegingen aanleerde. Hij had me uitgenodigd om vooraan te zitten en aandachtig toe te kijken want hij zou die dag een aantal toffe bewegingen leren. De demonstratie van de zwarte gordel was indrukwekkend, maar meer indruk maakte mijn zoon op mij. He was verbazingwekkend hoe snel hij vooruitgang boekte in zijn kunnen om deze voor mij moeilijke oefeningen uit te voeren. Natuurlijk de oprechte mening van een onbevooroordeelde ouder.

Terwijl ik daar zat, in een redelijk kleine ruimte, genietend van de drukte die de activiteit op de mat met zich mee bracht, vroeg een drie- of vierjarig kind zijn moeder om iets. Moeder zei “Neen” en vestigde haar aandacht weer op de andere zoon die naarstig met zijn Tae Kwon Do oefening bezig was. Maar “neen” was blijkbaar het verkeerde antwoord. Moeder legde kalm aan de kleine jongen uit dat het antwoord nog steeds “Neen” was, maar dat raakte zijn koude kleren niet.

Seconden later nam de lawine een aanvang. Met dodelijke vastberadenheid, en met stijgende decibels, want elk kind weet dat de ouders doof zijn, begon de jongen te smeken voor hetgeen zijn hart begeerde, namelijk het speeltje van een ander kind. Weerom, maar nu eerder als een bliksemschicht, kwam het strengere “neen” antwoord. “Wat is er met u toch aan de hand! Versta je geen Nederlands?” De moeder herinnerde haar zoon eraan dat het speeltje aan een ander kind toebehoorde.

Vervolgens besloot de jongen een boze bui te verkopen, huilend, gierend en schreeuwend uit volle borst! Het is verbazingwekkend hoeveel decibels zulke kleine longen kunnen produceren! Hij wierp zichzelf op de vloer, draaide als een tol in het rond en wou geen “neen” meer horen. Moeder was natuurlijk beschaamd. Haar aangezicht vertoonde alle schakeringen van rood, net zoals de bladeren in de herfst. Ik wou mijn help aanbieden, maar dacht dat dit de situatie waarschijnlijk alleen maar erger zou maken. Verscheidene andere ouders keken hulpeloos toe. Sommigen vroegen zich af wat er nu zou gebeuren. Zouden we getuigen zijn van een moord? Anderen, de meer behulpzame en vriendelijke dames in de groep, wilden een reddingslijn toewerpen om een reddingsoperatie op te zetten. Zij begrepen de situatie beter dan gelijk wie.

Het verbale touwtje-trek tussen moeder en zoon duurde voort. Het “heen en weer” deed me aan twee houthakkers denken die een twee meter lange zaag hanteerden om een grote eik neer te halen. Jammer genoeg was er echt niets dat moeder kon doen. Het kind gaf niet op, huilde zichzelf in een hoestbui, en dus nam moeder het kind onder de arm en verliet de zaal, de deur hun ultieme redding toen die achter hen toesloeg. Ik vraag me af wat er uiteindelijk met de kleine jongen gebeurde en of ik hem ooit nog terug zou zien.

Zodra de deur achter hen dicht was, kwam er een man naast me zitten. Hij maakte een paar snibbige opmerkingen over de moeders opvoedkundige kwaliteiten en verzekerde me dat dit nooit met zijn zoon zou gebeuren. Toen ik hem niet feliciteerde met zijn wijsheid, ik had immers echt wel medelijden met de moeder, wendde hij de steven, zette een andere koers voor zijn conversatie en hees alle zeilen bij. Tot mijn onvermogen stelde ik vast dat ik als eerste matroos was aangeworven, eerste luisterende matroos. En het was een echte expeditie, geen vakantie. Ik wilde niet grof zijn, maar ik had echt geen zin voor een gesprek. Ik wou mijn zoon laten weten dat ik elke zege en wedstrijd volgde.

Zodra de noordenwind in de mans verbale zeilen blies, een sterke wind bovendien vermits hij ons halfweg rond de intellectuele wereld blies, kwamen we op het eiland van politieke ideeën terecht. Ten eerste gaf hij mij een lezing over de oorlog in Irak en waarom de hele situatie anders had moeten aangepakt worden. Hij had een antwoord voor elk probleem in da aanpak van de buitenlandse politieke van de Verenigde Staten. Ik vroeg me af of ze misschien iemand zoeken om hen te helpen?

Kortom, hij was ontgoocheld in de Verenigde Staten en nog meer in Canada’s afwezigheid in Irak. Mijn reacties wimpelde hij af als onbelangrijk en niet ter zake, alhoewel ik met hem akkoord ging over Canada. Als gevolg beperkte ik mijn commentaar tot een knikje hier en daar, en, in alle eerlijkheid, deed ik alsof ik luisterde. Ik probeerde immers mijn aandacht op mijn zoon te vestigen, en deze man maakte dat moeilijker dan het schreiende kind. Als ik had moeten kiezen….je weet wel wat ik gekozen zou hebben.

Ten tweede begon hij net over godsdienst te praten. Hij was verschrikkelijk onthutst over de Katholieke kerk, verweet de paus allerhande misbruiken, en noemde hem en zijn geloof een “geldhongerige machine”. “Ze willen allemaal je giro boekje, maar wat hebben ze ooit voor mij gedaan?” Daarna verzekerde hij me dat hij, tenzij iemand het tegendeel kon bewijzen, echt wel een Christen was en, in een adem, legde hij uit dat er drie menselijke groepen zijn die rechtstreeks naar de hel gaan: (1) politici, (2) alle professionele atleten, en, natuurlijk, (3) advocaten. Ze bezaten alle drie het volgende identieke kenmerk: ze stelen, bedriegen en vergaren hun rijkdom op de kap van andere mensen. Ik bemerkte dat hij niet een maar drie kenmerken opsomde en hij verzekerde me dat dit eigenlijk “een grote pot nat” was.

Ik trachtte nogmaals uit te leggen dat ik eigenlijk hier was omwille van mijn zoon, maar hij liet niet af en hield vol dat ik aandacht zou schenken aan zijn betoog. Het was net alsof hij me bij de keel greep en eiste dat ik aan zijn problemen, klachten en mening gehoor zou geven. Een beklemmende ervaring als je begrijpt wat ik bedoel.

Ik veronderstel dat de meesten onder jullie nu met de vraag zitten waarom ik twee ervaringen over een huilend kind en een vervelende volwassene tegenover elkaar stel. Het doel is dit: of we nu drie of dertig jaar zijn, egoïstische veeleisendheid is een lelijke karaktertrek. Klaar en duidelijk! En als we dit tegenover onze medemens doen, doen we dit tegenover God.

Niet mijn wil, maar de Uwe geschiede!

Heb je ooit voor God gestaan en schaamteloos je eigen wil geëist? Heb je Hem ooit, figuurlijk althans, bij de keel gegrepen en geëist dat hij je leven zou makkelijker maken? Nu! Dat Hij beter dit of dat kon doen, of anders…. Begrijp me niet verkeerd. Ik heb het hier niet over aanhoudend, eerlijk en hartstochtelijk bidden. Ik heb het over afgoderij. Ik bedoel “Ik wil dit, ongeacht alles!”

Iedereen heeft ooit, misschien net op dit moment, zijn vingers rondom zijn kinderen, bezittingen, geld, hoop of verwachtingen gesloten en dan van God geëist dat alles zou verlopen zoals wij het wensten. Hem onophoudelijk gevraagd onze ambities te zegenen. Wij zijn allen ooit net zoals die kleine jongen of de oudere man geweest: onze eisen komen eerst en heb medelijden met wat ons pad kruist, God incluis. “Op onze manier en geen andere”.

Dit is echter niet het voorbeeld voor Christelijk leven dat onze Heer ons gaf en tot hetwelk Hij ons oproept. Hij genoot een ongeschonden en ononderbroken vreedzame relatie met God omdat Hij gehoorzaamheid leerde door Zijn lijden (Heb 5:8). In plaats van zijn rug aan God toe te keren in boze ongehoorzaamheid of veeleisendheid, onderwierp Hij zich aan God die ons liefheeft. “Tijdens zijn leven hier op aarde, gaf Christus met roeping en tranen al zijn eisen en smeekbeden op aan Hem die hem van de dood kon redden, en Hij vond gehoor dankzij zijn vrome onderdanigheid.” (Heb 5:7).

Is “vrome onderdanigheid” het kenmerk van ons leven? Vanuit de Schrift maak ik me sterk om u te tonen dat dit net het kenmerk is dat onze Heer in ons leven wil bekrachtigen, zo dat de hemel later geen vreemde plaats voor ons is. De hel is gevuld met menselijke wil, de hemel gevuld met Zijn wil. Hel is een oord waar mensen vrij zijn om hun ongehoorzaamheid verder te zetten, maar besef dat er geen “vrede is voor de goddelozen.” Hemel is voor diegenen die met onze Heer door Gethsemane gegaan zijn en eruit te voorschijn kwamen met de woorden “Niet mijn wil, maar de Uwe geschiede O God!” Het vreemde van deze vrome onderdanigheid is dat we door dit proces van loslaten volledige mensen worden, niet mindere mensen. En zolang we koppig weigeren ons te onderwerpen, onze gebalde vuisten in opstandigheid in de lucht heffen, worden we lelijk en minder dan volwaardige mensen.

De gehoorzaamheid van onze Heer aan Zijn Vader was zo ongelooflijk en vernieuwend dat de vroege kerk dit in verhalen, onderrichting, poëzie, voorbeelden en liederen uitdrukte. Een van de meest bekende liederen in dit verband is misschien de Christushymne in Filippenzen 2:5-11

5 Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was;

6 Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn;

7 Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden;

8 En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises.

9 Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd, en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven allen naam is;

10 Opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die in den hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn.

11 En alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des Vaders.

Deze vroege hymne, die hoogstwaarschijnlijk al in de vroege kerk aanwezig was vooraleer Paulus hem in zijn brieven opnam, spreekt over Christus’ lijden en glorie. Hij begint met het gebod deze hymne in je beenderen te laten weergalmen, Gods wil vrijelijk door je aderen te laten stromen, zelfs indien dit je je leven kost (v. 5).

Dit lied kan in twee delen beschouwd worden, vv. 6-8 en vv. 9-11, samen ontwikkelen ze de thema’s van lijden en verheffing. In 2:6-8 spreekt de hymne tot ons over de bitterzoete toon van Christus’ welwillende onderdanigheid, lijden en vernedering. In 2:9-11 breekt de hymne uit in een jubelzang die de ruimte vult met de zoete tonen van Christus’ verheffing en daarop volgende heerschappij. Zie je de kenmerken? Eerst onderdanigheid en lijden, dan glorierijke verheffing.

Heb je de passage in v.8 opgemerkt? “Tot den dood, ja, den dood des kruises”. Het lijkt of Paulus dit zelf aan de hymne heeft toegevoegd en onze aandacht niet alleen op Jezus’ welwillendheid om te sterven vestigt (weergegeven in zijn bodemloze ootmoed en onwrikbaar geloof, Heb. 12:2), maar boven alles hoe Hij aanvaardt om de schaamte en vernedering van het kruis te ondergaan. Hij stierf als een ordinaire misdadiger. En desondanks deze schaamtevolle dood vestigt deze de aandacht op de majestueuze schoonheid en diepgang van zijn uiteindelijke gehoorzaamheid in Gethsemane. Het gevecht van Golgotha werd niet gewonnen op die bewuste heuvel, maar in een tuin de avond voordien:”Niet mijn wil maar de Uwe geschiede!”

Ik vraag me af of ik ooit die kleine jongen terug zal zien. Misschien…. Ik ga vaak naar de Tae Kwon Do dojo en hoogstwaarschijnlijk zal hij er ooit weer zijn. Ik vraag me ook af of ik die man terug zal zien. Waarschijnlijk. Maar een ding staat buiten kijf. God heeft hen die dag in mijn leven geplaatst. Door hen liet God mij zien hoe ik aan mijn speeltjes vasthoud en hoe nodig ik het vind dat ik gehoord wordt. Via hen liet onze Heer me mijn eigen zonde en trots zien. Misschien heeft Hij ook u iets laten zien vandaag….

God, ik dank U voor Uw genade en onvermoeiende liefde. Ik dank U, Jezus, dat Uw dood niet alleen redding brengt, maar me ook de leidraad voor mijn leven biedt. U roept me op tot een leven waarin ik “ja” zeg aan Uw wil, en “neen” tegen de mijne. Ik wil me dan ook onderwerpen Heer. Wat U ook wil, met Uw genade zal ik dit doen. Ik wil U behagen. Ik hou van U Vader en onderwerp mijn hart aan U. Dank U voor de vreugde om in Uw aanwezigheid te mogen verblijven!

Related Topics: Theology Proper (God), Devotionals

Report Inappropriate Ad